maandag 20 juni 2016

Apartadó, de bananenhoofdstad van Colombia

Met 35.425 hectare plantage is Urabá de grootste bananenregio van Colombia. Op nummer twee staat de bananenzone nabij Santa Marta.

Na vertrek vanuit Bogota maak ik een tussenlanding in het centrum van Medellin. Best wel spectaculair, omdat het toestel een grote bocht in de vallei maakt en daarbij weinig foutmarge heeft. 


In de kleine luchthaven Olaya Herrera word ik omsingeld door de zonnige heuvels van Medellin. Je kan hier zo de landingsbaan oplopen. Na enkele uren stijgt het propellervliegtuig weer op.


Na een 45 minuten vliegen zie ik Apartadó liggen. 


In Carepa land je letterlijk tussen de bananenplantages.  



Van daaruit neem ik de bus naar Apartadó. Wat ze zeggen over de regio is waar: de mensen zijn hier heel vriendelijk en joviaal.

Het warme en vochtige klimaat is ideaal voor de kweek. Bananen hebben veel zon en water nodig.

’s Avonds wandel ik naar Parque Ortiz, de Zona Rosa of uitgaansbuurt. Hier ontmoet ik per toeval één van de klanten die ik de volgende dag zal bezoeken. We besluiten samen iets te eten.

Wanneer ik vraag over de cultuur van deze regio, zegt hij dat er niet zo veel cultuur is: de mensen houden van “trago en rumba”, oftewel drank en feestjes (muziek: reggaeton, vallenato).



Iets verder toont hij me een brug, waar ik leguanen in de bomen zie. De rivier die onder ons stroomt is volgens hem sterk vervuild. Hij vertelt ook dat de watertoevoer en elektriciteit regelmatig wegvallen in Apartadó. 

Later nemen we afscheid. Hij raadt me aan niet te veel rond te dwalen, want als je hier beroofd wordt is het met een machete, het werktuig dat gebruikt wordt om bananentrossen los te kappen.

De receptioniste van het hotel vertelde me over de Cuevas, de Urabaes en de Kunas, de inheemse bevolking rond de golf van Uraba, het geweld dat dit gebied vroeger stigmatiseerde, en de specialiteiten die ze hier met banaan maken zoals bananenkoekjes en gedroogde bananenstukjes omhuld met chocolade.

's Nachts brengen de waaiers de nodige verkoeling, want het is erg zwoel.




Een van de volgende dagen krijg ik de kans een bananenplantage te bezoeken. Bananen worden het heel jaar door geoogst. Sproeien gebeurt hier met vliegtuigjes.


De meeste kleine producenten werken samen met een exporteur. Het gros van de bananen vertrekt van hieruit naar Europa, een kleiner deel gaat naar de V.S. Er is geen kaai om de bananen te laden. De bananen worden op vlotten geladen, en via rivieren naar de zee vervoerd, waar ze worden verscheept.

Veel boten vertrekken hier naar de haven van Antwerpen. In de lokale krant lees ik dat er een lading van 9 ton cocaïne onderschept werd.

Een groot deel van de bevolking werkt hier op de bananenplantages. Het is zwaar werk. Een hele bananentros weegt 30 tot 50 kilo. Doorheen de bananenplantages lopen veel irrigatiekanalen, waarin je gemakkelijk kan uitschuiven.


De laatste dag heb ik even de tijd om het strand van Turbo te zien. Een groot verschil met Apartadó is dat hier voornamelijk zwarten wonen. In Turbo zitten ook veel vluchtelingen uit o.a. Cuba die via Colombia naar de V.S. proberen te reizen.

Op de grens van Colombia en Panama ligt de Darién, een moeilijk begaanbaar gebied, bestaande uit jungle en rivieren, met routes die gebruikt worden door rebellen om cocaïne te smokkelen en inheemse gemeenschappen. Het is onmogelijk om met de auto van Colombia naar Panama te reizen.

Vanuit Turbo is het 8 uur varen met een bootje naar Panama, vertelt een oude man met een karretje en zelfgemaakte limonade. Terwijl ik over de golf van Urabá tuur, in deze uithoek van Colombia, bedenk ik me dat Colombia een enorm divers land is, dat me steeds blijft intrigeren.