zaterdag 22 oktober 2011

Wandelen op Gran Canaria: Playa de Güigüi

“Het is niet de moeite, er zijn veel mooiere stranden aan de zuid- en de westkust die veel gemakkelijker te bereiken zijn,” zegt een betweterige dame van de toeristische dienst.

“Wat vind jij dan wel een mooi strand?” vraag ik. “Playa de Amadores,” antwoordt ze. Playa de Amadores is een breed goudgeel zandstrand met honderden zonnestoelen en jetski’s.

Het feit dat Playa de Güigüi alleen bereikbaar is via een wandeling van twee uur door de bergen intrigeert me. In Güigüi ben je afgesloten van de buitenwereld, er zijn geen winkels en er is geen GSM-bereik. De vrouw adviseert me om genoeg water mee te nemen en niet te wandelen als het regent, omdat er dan water over de bergpaden stroomt.

De vrouw toont me op de kaart hoe je er moet geraken. Op de weg van Mogán naar Aldea de San Nicolas ligt een afslag naar Tasártico. Eenmaal in Tasártico moet je nog een klein stuk doorrijden op een weg met kleine steentjes. Naast de overdekte tomatenplantage staat een pijl: Güigüi 17 km.

Zeventien kilometer wandelen op twee uur? Dat lijkt me straf. Waarschijnlijk staat er 17 km om te voorkomen dat mensen te laat aan deze tocht beginnen en dan in het donker moeten terugkeren. We vertrekken pas om één uur 's middags, dat zal nipt worden. Na drie kwartier klimmen op een aardig tempo staan we al aan de top van de kloof, vanwaar we de zee in de verte kunnen zien.


Top van de kloof, 2/5 van het traject

Van hieruit is het nog een eind. We zijn duidelijk nog niet in de helft. We ontmoeten hier twee uitgeputte vrouwen. Ze zien het niet meer zitten om de kloof nog af te dalen en dezelfde weg terug te nemen voor het donker is.

Verderop ontmoeten we een groep Fransen die ook terugkeren alvorens hun eindbestemming bereikt te hebben. In het donker over dit pad terug wandelen is te gevaarlijk.

Na een uur afdalen door het mooie berglandschap komen we bij een zelfgemaakt stenen huisje. Hier wonen mensen! Na enkele keren roepen komt er een man naar buiten, Antonio. Hij ziet er uit als een aangespoelde piraat: een fel gebruind bovenlichaam, kaal, oorbellen, een korte broek en een halsband met schelpen.


Het huisje van Antonio, gebouwd door zijn vader

Als je hier woont ben je een outcast. Hij heeft een zelfgemaakte broodoven en in zijn tuin staan tomaten, mango’s, papaja’s, appelsienen, etc. Iets verderop ligt een bron met drinkbaar water uit de bergen. Vis zit er genoeg in de zee. Luxueus is het niet maar wel genoeg om te overleven.

Antonio is hier geboren en woont hier met vier andere mensen. We hebben het geluk hem te ontmoeten want hij stelt ons voor om ‘s avonds met zijn boot mee te varen naar Playa del Asno, en van daaruit is het slechts enkele kilometers naar de plek waar de auto staat.

Wanneer we verder afdalen komen we bij het strand. Het strand lijkt op een piratenbaai uit de films. Alleen bij laagtij kan je verder stappen naar een ander strand dat er naast ligt. Dat strand is nog veel mooier. Jammer genoeg liggen er tussen de rotsen plastieken zakken met afval. In de zomer komen hier studenten feesten en af en toe komen er hippies kamperen op het strand.


Hier kom je uit na de afdaling. Rechtsboven op de rots staat een ruïne 


Alleen als het eb is kan je verder stappen naar het tweede strand

Indien mogelijk zou ik hier zeker een nacht gekampeerd hebben op het strand. Het water is hier helderblauw doorzichtig, ’s avonds gaat de zon onder op zee (westkant van het eiland) en omdat het strand omgeven is door indrukwekkende vulkanische bergen heb je echt het gevoel dat je zoals Robinson Crusoe op een onbewoond eiland zit. Deze plek is ideaal om te genieten van de afzondering.


Op afgesproken tijdstip treffen we Antonio en zijn vrouw op het strand. We helpen de Zodiac door de branding te duwen. Naast ons worden wat vuilzakken opgeladen om verwerkt te worden in de bewoonde wereld. We varen langs torenhoge kliffen. Snel kunnen we niet varen want aan dit gedeelte van het eiland is het water redelijk ruw. In Playa del Asno staat zijn familie hem zwaaiend op te wachten met nieuwe voorraden.

Hij zegt dat het nog twintig minuten wandelen is tot de auto maar dat bleek nog een uur te zijn. Deze tocht is een absolute aanrader als je van ongerept gebied houdt. Je moet vroeg genoeg vertrekken of een tent meenemen en zelf voor eten en drinken zorgen. Er is nog een ander pad dat vanuit Aldea de San Nicolas vertrekt. Dat is iets vlakker maar langer wandelen.