woensdag 16 juni 2010

Zes maanden wonen en werken in Tunesië

Tunesië is een van de meest verwesterde Islamlanden ter wereld. Dat merk je snel op als je voorheen al andere Islamitische landen had bezocht.

De meeste Tunesische vrouwen dragen geen hoofddoek om hun haren te verbergen. De jeugd drinkt bier en gaat uit in discotheken. Andere Noord-Afrikaanse bestemmingen zoals Marokko en Egypte zijn veel traditioneler ingesteld. Als je in de stad Sousse een discotheek binnenstapt zie je vrouwen en mannen onder elkaar, zoals in Europa. In de meeste Islamitische landen zie je ‘s avonds alleen mannen in theehuisjes zitten met een waterpijp.

De geëmancipeerde positie van de vrouw is vooral te danken aan de eerste president, Habib Bourguiba, die polygamie verbood, echtscheiding legaliseerde, de huwbare leeftijd voor vrouwen verhoogde tot 17 jaar, en vrouwen het recht gaf een gearrangeerd huwelijk te weigeren.

Een Tunesiër heeft een iets meer gematigde opvatting op t.a.v. Westerse waarden zoals vrijheid, openheid, individualiteit en seksualiteit. Dit wil niet zeggen dat er in Tunesië geen strenge regels zijn m.b.t. kuisheid, overheidskritiek, drugs, gokken, godslastering, etc., maar over het algemeen is Tunesië een tamelijk Westers georiënteerd Islamitisch land. Toeristen die niet veel gewend zijn zullen zich gemakkelijker thuis voelen in Tunesië dan in traditionelere Noord-Afrikaanse landen zoals Egypte of Marokko.

Op cultureel vlak hebben Egypte en Marokko veel meer te bieden, hoewel Tunesië ook wel een tal van mooie culturele sites heeft. De bezienswaardigheden van Tunesië zijn de ruïnes van Carthago, het mozaïekmuseum in Tunis, het blauwwitte dorpje Sidi Bou Said, het goed bewaarde amfitheater van El Djem, de eerste Afrikaanse moskee in Kairouan, de ondergrondse holwoningen van Matmata, Chott-El –Jerid: het grootse zoutmeer van Afrika, de oasis van Tozeur en het berberbergdorpje Chenini.


Het amfitheater van El Djem werd gebruikt voor filmopnames van Gladiator

Mensen die Tunesië bezoeken komen meestal voor een strandvakantie. Het binnenland heeft een vrij pover en ongevarieerd landschap. In het noorden is het nog redelijk groen en heuvelachtig, in het zuiden zijn er alleen maar steppevlaktes en woestijn.

Opvallend is de vriendelijkheid van de Tunesiërs. Alsof ze een aangeboren zachtheid hebben om mensen te benaderen. Die befaamde Tunesische vriendelijkheid is wel iets meer aanwezig in het zuiden dan in drukke steden zoals Tunis en Sousse. Taxichauffeurs durven toeristen wel eens beetnemen. Een kritiek die overigens veel geuit wordt door toeristen is dat de Tunesiërs nogal hard op hun fooien gesteld zijn. Ze zullen zich niet schamen om dat op een of andere manier duidelijk te maken. Dit komt ook wel omdat de mensen niet zo veel verdienen, een gemiddeld maandinkomen van een Tunesiër ligt tussen de 300 en 600 dinar (respectievelijk 167 en 333 euro).

In het zuiden, op het eiland Djerba, is dat veel minder. Daar heerst nog een dorpse sfeer, het is er veel rustiger. Het is er ook gemiddeld warmer. Djerba ligt al bijna in de Sahara. Toeristen die alleen maar komen om zich bruin te toasten kunnen beter naar Djerba gaan dan naar Sousse, Monastir of Hammamet.

Anderzijds valt er in Djerba buiten de resorts weinig te beleven. Een levendig en cultureel centrum in de buurt van de hotels ontbreekt. Djerba is een grote zandbak. Het beste uitgaansleven vindt je ongetwijfeld in Sousse.

Een ander groot verschil is dat er in Djerba hoofdzakelijk Fransen op vakantie komen, in de buurt van Sousse, Monastir en Hammamet komen veel Engelsen. Een Engelse toerist herken je van op mijlen afstand; vrouwen aan hun ordinaire kleding en mannen aan de tattoes die hun armen en bovenlichaam bedekken. De eerste dag laat de Engelsman zich verbranden door de zon. Soms ligt hij te slapen in de zetel van de receptiehal, maar meestal zit hij in zijn bloot bovenlijf op een terrasje met zijn bierbuik te pronken. Van ‘s morgens tot ‘s avonds slurpt hij aan zijn pintje en in de vroege avond begint hij al uitbundig te drinken.

In Djerba zijn er geen Engelsen. Djerba is als het ware een Franse enclave. De Fransman gedraagt zich fatsoenlijker. De Fransen komen naar Tunesië voor wat zij noemen ‘le dépaysement’, een woord dat in het Nederlands niet bestaat. Het impliceert dat ze maar twee uur hoeven vliegen om in een totaal andere omgeving te vertoeven. Fransen komen ook graag naar Tunesië omdat het een van hun voormalige kolonies is. Frans is officieel de tweede landstaal. In Tunesië wordt al op jonge leeftijd Frans onderwezen. De meeste Tunesiërs zijn tweetalig, een Tunesiër praat gemiddeld beter Frans dan een Vlaming.

In Djerba bestaat een fenomeen dat ook in mindere mate in Sousse, Hammamet, Monastir, Mahdia en eigenlijk over heel Tunesië voorkomt: de habibi voyagistes. Habibi betekent in het Arabisch ‘mijn geliefde’. Veel vrouwen reizen alleen af naar Djerba om Tunesische mannen aan de haak te slaan. Ook bejaarde vrouwen. Als die in Europa over straat lopen worden die niet aangesproken, als die in Djerba het hotel verlaten worden die onmiddellijk aangesproken door Tunesische mannen, met de vraag of ze op zoek zijn naar gezelschap, al dan niet tegen betaling. Vaak gebeuren er achteraf nog geldtransfers via Western Union.

Tunesië is ook het land van de kamelen. In het zuiden zie je vaak grote kuddes van kamelen langs de weg. Eigenlijk zijn het dromedarissen, maar dat woord ligt minder goed in de mond. Iedereen spreekt over kamelen. In het Arabisch bestaat er eigenlijk maar een woord om een kameel of dromedaris aan te duiden: ‘jamal’. Op een pakje Camel staat er trouwens ook een dromedaris afgebeeld en geen kameel. Een kamelentocht is een excursie die vrijwel in alle hotels wordt aangeboden.

Toerisme is de belangrijkste bron van inkomen. Op vlak van industrie wordt er textiel en handwerk in cablage voor BMW en Mercedes naar Tunesië geoutsourced vanwege de lage lonen. Verder zijn er veel keramiekfabrieken en sulfaatmijnen in de industriële stad Sfax.


Het landschap van Tunesië is niet geschikt voor gevarieerde landbouw. In het noorden is de grond nog redelijk vruchtbaar, maar het zuiden is erg droog. Bovendien ligt de woestijn niet stil. Elke dag waait het zand van de Sahara noordwaarts, iets wat op sommige plakken met beschutting wordt tegengehouden maar in feite erg moeilijk is. De grond is wel geschikt om veel dadels, vijgen en olijven te kweken.

Nooit oorlog zonder wapens. Geen Tunesisch hotel zonder dadels, vijgen of olijven aan het buffet. Soms zelfs overmatig. In de meeste hotels worden er zeer lekkere taarten gebakken, zij het niet dat er bijna in elke taart vijgen of dadels zitten verwerkt. Als je daar nog niet genoeg van hebt kan je ‘s morgens nog vijgen- of dadelconfituur op je broodje smeren en ‘s avonds Cedratine (likeur van dadels) of Boukha (brandewijn gemaakt van vijgen) drinken. De Tunesische keuken is niet slecht, maar ook niet echt om over naar huis te schrijven. Veel kouskous, gevogelte en lamsvlees. Een extra dimensie toevoegen aan je maaltijd kan je met het lekker pikante sausje harissa. Een typische snak van Tunesië die je op elke straathoek kan krijgen is een tabouna, een soort van pitabroodje met harissa, kip en groenten. Tenslotte zijn er heel veel mierzoete dessertjes en drankjes. Zo zoet dat je jezelf niet afvraagt waarom niet iedereen met rotte tanden rondloopt. Dat de smaakvoorkeuren in het zuiden verschillen met Europa was al bekend. Zo produceert de Coca-Cola Company een zoetere (oranje) Fanta voor Tunesië en andere Afrikaanse landen.

In Tunesië zijn er een aantal wetten die voor een Europeaan op het eerste zicht nogal vreemd lijken. Eén daarvan is het verbod op verrekijkers. Die komen het land niet binnen. Verrekijkers zouden kunnen gebruikt worden om bij andere mensen thuis of legerbasissen te spioneren. Ook dildo's en vibrators zijn verboden. Als de douane ontdekt dat je er een mee hebt in je koffer wordt die afgenomen. Foto's trekken van politieagenten of het presidentieel paleis is ook strikt verboden. Halfnaakt over straat lopen wordt sociaal afgekeurd. In hotels is het niet toegelaten om een vrouw die je ergens hebt leren kennen mee naar je kamer te nemen. Als je met een Tunesische vrouw wil trouwen moet je jezelf laten besnijden. Hoe gaan ze dat controleren? Via een schriftelijk bewijs van een dokter. Als Westerse man ben je wat beperkt in je vrijheid, maar als je smeergeld betaalt wordt er wel eens een oogje dichtgeknepen.

Op andere vlakken is men veel lakser is Tunesië. Zeker wat betreft veiligheidsvoorschriften. Als je in de auto een veiligheidsgordel aan doet wordt je vreemd bekeken. Tegenrichting rijden om een binnenweg te maken is zeer gebruikelijk. Bijna niemand die op een motorfiets rijdt draagt een helm. Tunesiërs zijn ook echte rokers, dat zit gebakken in de cultuur. Hoewel roken verboden is in de meeste internationale luchthavens, wordt er in Tunesische luchthavens lustig op losgepaft.

Tunesië is en land dat zoals alle landen haar eigen schoonheden, rariteiten en unieke kenmerken heeft. Het is zeker en vast de moeite om Tunesië te bezoeken en een paar uitstappen te maken. Tunesië is in het verre verleden overheerst geweest door 6 verschillende volkeren, en die hebben hun culturele sporen achtergelaten (vooral de Romeinen, Arabieren en de Fransen). Maar er zijn andere reisbestemmingen die interessanter zijn. Er zijn natuurlijk ook ‘repeaters’, toeristen elk jaar steevast terugkomen naar eenzelfde bestemming, omdat ze weten dat het daar goed is en liever geen risico’s nemen. Dit is toch een beetje een beperkte instelling, omdat er nog zo veel te ontdekken valt op de wereld.

dinsdag 1 juni 2010

Brazilian Jiu-Jitsu: de beste vechtsport

Brazilian Jiu-Jitsu (BJJ) is een relatief jonge gevechtssport, overgewaaid uit – de naam zegt het zelf al - Brazilië, die de laatste jaren steeds meer aan populariteit wint in Vlaanderen en in de rest van de wereld.

Bij BJJ ligt de focus op worstelen en grondvechten. In feite begint BJJ waar Judo eindigt: op de grond. Het doel van BJJ is de tegenstander te ‘submitten’ of te onderwerpen.

Door middel van hefboomtechnieken probeert men een arm, een been of een schouder te klemmen of de tegenstander te wurgen. In geval van een wurging zal de tegenstander stikken en bij een klem zal de pijn ondraaglijk worden en bestaat het risico op een breuk. In beide gevallen is de tegenstander genoodzaakt om af te kloppen.

Anders dan bij andere gevechtsporten gebruikt men geen trappen of stoten, vandaar dat deze vechtsport ook wel ‘the gentle art’ wordt genoemd. Technisch gezien staat een submission of afkloppen wel gelijk aan een knock out.

Brazilian Jiu-Jitsu wordt door vele gevechtsportliefhebbers als de meest efficiënte gevechtsport ter wereld beschouwd. BJJ is een wetenschappelijke benadering van gevechtsport, omdat ze het meest doeltreffend is.

Bij de meeste gevechtsporten ligt de focus op staand vechten (Karate, Kung Fu, Thaiboks, Engels Boksen, Sumoworstelen, etc.). BJJ is superieur tegenover staande vechtsporten.

Een staand vechter kan gevaarlijk uit de hoek komen als hij staand vecht, maar eenmaal op de grond geworpen gelden de regels van BJJ (hoewel er ook nog stoten kunnen uitgedeeld worden).

Verder moet hier wel aan toegevoegd worden dat BJJ gericht is op one to one gevechten. Als je tegenover 2 tegenstanders staat is BJJ niet gunstig. Dan is een staande gevechtsport meer aangewezen.

BJJ is een sport die veel oefening en denkwerk vereist. Het lijkt een beetje op schaken, omdat er veel anticipatie en strategie aan te pas komt.

Meestal probeert men in een gevecht eerst een basisaanvalpositie te bekomen, de ‘mount’ of de ‘guard’.

De mount is een positie waarbij de ene met beide benen over de romp van de andere zit. Het is een heel dominante houding die toelaat om eenvoudig klemmen en wurgingen aan te zetten.

Als een persoon op de grond zijn beide benen om de middel van de andere heeft, dan heeft hij de andere in zijn guard.

Vanuit beide posities zijn er talloze mogelijkheden om de tegenstander schaakmat te plaatsen. Degene die zich op dat moment in de minder gunstige positie bevindt anticipeert op verschillende mogelijke aanvallen van zijn tegenstander en probeert een ‘escape’.

In een gevecht hebben de tegenstanders vaak beurtelings dominante posities waaruit ze slagen te ontsnappen tot er iemand in een te benarde postitie terecht is gekomen waardoor hij zich moet overgeven.

Omdat er zo veel ‘sweeps’, ‘takedowns’, ‘submissions’ en ‘escapes’ zijn is deze sport zeer complex en duurt het jaren vooraleer men een aanzienlijk niveau in deze sport kan behalen.

Net zoals bij Judo gebruikt men banden om gradaties in vaardigheid aan te duiden. Alleen duurt het bij BJJ langer vooraleer men zijn eerste kleur kan behalen. Iemand die zeer regelmatig traint doet er ongeveer twee jaar over om een blauwe band te behalen.

Na blauw volgen paars, bruin en zwart. Zwarte banden zijn erg zeldzaam. In België zijn er een handvol zwarte banden, de BJJ pioniers. Slechts enkele tientallen personen ter wereld dragen een rode band. De bekendste daarvan is Helio Gracie, de founding father van BJJ.


Een perfect uitgevoerde triangle choke op het wereldkampioenschap BJJ

De sport is ontstaan toen de Japanner Mitsuyo Maeda, een judoka en meester in traditionele Jiu-Jitsu, in 1914 emigreerde naar Brazilië. Daar leerde hij de Gracie familie grondvechten.

De Gracies vertrokken vanuit deze vechtstijl, maar pasten deze stijl aan en ontwikkelden gaandeweg nieuwe en betere technieken zodat deze sport uitermate geschikt werd voor Vale Tudo wedstrijden (de voorloper van Mixed Martial Arts, vale tudo betekent 'alles mag' in het Portugees).

Brazilian Jiu-Jitsu genoot pas echt wereldbekendheid in vechtsportkringen in 1993, toen Helio’s zoon Royce Gracie de eerste, en vervolgens ook de tweede en vierde Ultimate Fight Championship (UFC) won.

In dit kampioenschap werden professionals van allerlei gevechtsporten uit alle hoeken van de wereld uitgenodigd. Het doel was de ultieme vechter te vinden. Er waren geen regels, er werd gevochten tot iemand bewusteloos geslagen werd of zelf afklopte. 

Tot ieders verbazing bleek niet Karate of Kickbox de beste gevechtsport te zijn, het was een onbekende Braziliaan in kimono met een tot dan nog onbekende stijl die zegevierde.


De dag van vandaag is UFC razend populair. UFC is de moderne vorm van brood en spelen. In de Verenigde Staten is UFC een booming business, wereldwijd zijn er miljoenen fans. Het videogame ligt in de winkelrekken.

Door de tijd heen zijn de vechtstijlen in UFC geëvolueerd. Uiteindelijk blijkt de beste stijl in Mixed Martial Arts (MMA) een combinatie te zijn van Brazilian Jiu-Jitsu en Thaiboks of Muay Thai, waarbij vooral trappen, kniestoten, vuistslagen en elleboogstoten gebruikt worden.

Vaak verlopen MMA gevechten staand, maar het grondwerk beheersen is onontbeerlijk. Niet verwonderlijk zijn het vaak Brazilianen die aan top staan in de verschillende gewichtsklassen van UFC.

Ook in Europa worden er MMA wedstrijden georganiseerd op professioneel niveau, hoewel er hier niet zo veel geld mee te verdienen valt.


Bij UFC wordt er altijd in een octagon gevochten, een achtzijdige kooi

Wie doet er aan vechtsport? Volgens de Franse socioloog Bourdieu bestaat er een verband tussen sociale klasse en smaakvoorkeuren.

Zo zou de hogere klasse meer oog hebben voor het esthetische en het verfijnde. Zij doen vaker sporten zoals golf, tennis en schermen.

De lagere klasse of arbeidersklasse beoefent meer sporten waarbij direct lichamelijk contact en brute kracht centraal staan, zoals voetbal en boksen, omdat dat meer aansluit bij het fysieke werk in de fabrieken.

Er zit een kern van waarheid in deze theorie. Boksen, kickbox en MMA zijn sporten die veel vaker worden beoefend door mensen afkomstig uit lagere inkomensgroepen.

Maar er zijn evengoed UFC vechters met een universitair diploma, bovendien kan verstand het verschil maken om tot de absolute top te behoren.

Brazilian Jiu-Jitsu is als gevechtssport aantrekkelijker dan boksen voor hogere klassen, omdat BJJ regelmatig en op professioneel niveau beoefend kan worden zonder hersenschade op te lopen.